MARATHON DER DINGEN
in samenwerking met Het Huis Utrecht
gesteund door Gemeente Utrecht
Het opnoemen en classifiseren van alle dingen van de wereld, van balpendop tot remzandvenster en stofzuigerzak. Ofwel, een poging om de dagelijkse tsunami aan spullen en informatie die op me afkomt te controleren door middel van woorden.
Wat blijft er over wanneer ik alle dingen uit mijn wereld heb benoemd? Wat is het onnoembare?
Een jaar of tien geleden waren er twee jongens uit Groningen die het internet uit wilden printen. Dit idee was lachwekkend en dramatisch tegelijk. Er is al te veel informatie, en er komt te snel te veel informatie bij om dit in tastbare vorm te verwerken. We kunnen de wereld die we zelf creeeren niet meer overzien.
Of, om Marianne van Kerhoven te citeren: 'De mens is een traag dier dat in het snelle supermoderne leven verloren dreigt te lopen.'
Dat internet draag ik met vele anderen permanent bij me in de vorm van een smartphone, elk leeg moment is er een vorm van afleiding mogelijk en daar maak ik haast dwangmatig gebruik van. Gewoon voor me uitkijken voelt onwennig, alsof ik me nuttig moet maken, of - wanneer ik dat niet doe- me in elk geval moet afleiden van het feit dat ik niet nuttig ben. Facebook is een voorbeeld van een voor mij vaak welkome afleiding van het niets-doen. Kort geleden had ik rsi in mijn duim van het scrollen over het touchscreen van mijn iphone.
Naast de groeiende informatiestroom hebben we steeds meer spullen. Voor alles bestaat een ding: een ding om nagelriemen terug te duwen, een remzandvenstertje in de tram, een ding om een waxinelichtje in te zetten etc. Ook komen er steeds meer dingen bij. Een recente ontwikkeling in de supermarktschappen is bijvoorbeeld de aardbei met ananassmaak (waarom?!)
Mijn neefje van vier zei tegen me; Eva, je raakt nooit niks aan hè?
Ik antwoordde hem dat je als je springt niks raakt. Hij verbeterde me;
'als je springt raak je de lucht aan'
Alles, inclusief de lucht, hebben we benoemd. Alles heeft een eigen woord en is daarmee een ding en de wereld een stapeling dingen.
Welke dingen in deze stapeling hebben waarde? En welke dingen zijn waardeloos en onnodige afleiding van wat wél belangijk is? Wanneer alles tegelijk met een enorme snelheid op je afkomt, hoe bepaal je dan je focus?
Ik heb naar mijn idee onvoeldoende schild, geen immuniteit tegen de dagelijkse veelheid, de storm aan prikkels en informatie is voor mij een marathon waar ik niet goed voor getraind ben.
Hoe maak ik die marathon aan dingen hanteerbaar?
DE MACHT VAN HET WOORD
Door alles wat op me afkomt te benoemen probeer ik de dagelijkse dingenlawine hanteerbaar te maken.
'In den beginne was er het woord'. Uit de oerchaos schiep God de wereld door haar te benoemen.
Wanneer iets een woord heeft bestaat het. Iets dat benoemd is is gekaderd en beperkt in zijn mogelijkheden. Een 'stoel' is 'een stoel' en daarmee geen 'hamer': het woord stoel maakt het ding hanteerbaar.
Zo kun je taal zien als een vorm van macht:; je kunt de wereld plaatsen door middel van woorden.
Filosofe Patricia de Martelaere schreef hier over: ''Zonder woorden kunnen we onze beelden niet benoemen en zelfs niet identificeren. Zo er al een vorm van confuus, ongearticuleerd, bijna animaal denken zonder taal voor de mens mogelijk blijft, dan is denken en weten wát men denkt (zoals zien en weten wát men ziet) principieel uitgesloten zonder de structurerende kracht van taal '
Door middel van taal ga ik proberen de macht terug te krijgen op deze wereld die te snel en te veel voor me is.
ONTNOEMEN: de onmacht van het woord.
Witggenstein in Philosophische Untersuchungen '' Benoemen is niet dopen (een naam geven aan wat er al is), maar verwekken (een nieuw wezen doen ontstaan)''
Door eindeloos en in hoog tempo te benoemen schep ik een wereld op het toneel die te snel en te veel is om te verwerken.
De lijst van alledaagse dingen die los van elkaar nog ergens op slaan en nuttig lijken (oogreinigingspad) werken in een eindeloze sequentie tragikomisch en worden haast abstract. Er ontstaat vervreemding: het punt waarop elk begrip zijn betekenis verliest. Je zou kunnen stellen dat ik niet meer benoem maar óntnoem; elk nieuw woord maakt de chaos en de vervreemding groter.
Daar waar woorden eerst een manier zijn om macht te hebben over de oerchaos zijn ze nu juist de schepper van de chaos. Dit is een uitvergroting van de dagelijkse onmacht die ik voel wanneer ik bijvoorbeeld door Hoog Catharijne loop en de veelheid aan prikkels porbeer te duiden.
DAT WAT OVERBLIJFT ZONDER HET WOORD>
Door alle dingen te benoemen tot er niets meer over is, probeer ik de vraag te beantwoorden wie ik dan ben zonder deze dingen. Het 'zelf' dat los staat van concepten, van cultuur. .
De opdracht die ik mezelf stel doet denken aan het 'Outer Rushen'
Een oefening uit de Dzogchen traditie (een oude stroming binnen
het Tibetaans boeddhisme). Voor deze oefening zondert een mens zich af en schreeuwt alles wat hij weet uit. Dit gebeurt zo lang, dat diegene in een staat komt van geestelijke en lichamelijke vermoeidheid. In deze staat openbaart zich de grond van zijn geest, die los staat van concepten en aannames. Er is even niets behalve hij zelf. Ofwel: hij is. Of hij is vrij.
Ik hoop dat het eind van de performance een moment is waarop we, al is het maar even, kunnen stoppen met denken. stoppen met duiden, en kunnen '' zijn'' .
'Alles wat gedacht wordt kan ook gezegd worden. De grenzen van onze taal zijn ook de grenzen van ons denken' schreef Wittgenstein
Wat blijft er over wanneer ik alle dingen uit mijn wereld heb benoemd? Wat is het onnoembare?
Een jaar of tien geleden waren er twee jongens uit Groningen die het internet uit wilden printen. Dit idee was lachwekkend en dramatisch tegelijk. Er is al te veel informatie, en er komt te snel te veel informatie bij om dit in tastbare vorm te verwerken. We kunnen de wereld die we zelf creeeren niet meer overzien.
Of, om Marianne van Kerhoven te citeren: 'De mens is een traag dier dat in het snelle supermoderne leven verloren dreigt te lopen.'
Dat internet draag ik met vele anderen permanent bij me in de vorm van een smartphone, elk leeg moment is er een vorm van afleiding mogelijk en daar maak ik haast dwangmatig gebruik van. Gewoon voor me uitkijken voelt onwennig, alsof ik me nuttig moet maken, of - wanneer ik dat niet doe- me in elk geval moet afleiden van het feit dat ik niet nuttig ben. Facebook is een voorbeeld van een voor mij vaak welkome afleiding van het niets-doen. Kort geleden had ik rsi in mijn duim van het scrollen over het touchscreen van mijn iphone.
Naast de groeiende informatiestroom hebben we steeds meer spullen. Voor alles bestaat een ding: een ding om nagelriemen terug te duwen, een remzandvenstertje in de tram, een ding om een waxinelichtje in te zetten etc. Ook komen er steeds meer dingen bij. Een recente ontwikkeling in de supermarktschappen is bijvoorbeeld de aardbei met ananassmaak (waarom?!)
Mijn neefje van vier zei tegen me; Eva, je raakt nooit niks aan hè?
Ik antwoordde hem dat je als je springt niks raakt. Hij verbeterde me;
'als je springt raak je de lucht aan'
Alles, inclusief de lucht, hebben we benoemd. Alles heeft een eigen woord en is daarmee een ding en de wereld een stapeling dingen.
Welke dingen in deze stapeling hebben waarde? En welke dingen zijn waardeloos en onnodige afleiding van wat wél belangijk is? Wanneer alles tegelijk met een enorme snelheid op je afkomt, hoe bepaal je dan je focus?
Ik heb naar mijn idee onvoeldoende schild, geen immuniteit tegen de dagelijkse veelheid, de storm aan prikkels en informatie is voor mij een marathon waar ik niet goed voor getraind ben.
Hoe maak ik die marathon aan dingen hanteerbaar?
DE MACHT VAN HET WOORD
Door alles wat op me afkomt te benoemen probeer ik de dagelijkse dingenlawine hanteerbaar te maken.
'In den beginne was er het woord'. Uit de oerchaos schiep God de wereld door haar te benoemen.
Wanneer iets een woord heeft bestaat het. Iets dat benoemd is is gekaderd en beperkt in zijn mogelijkheden. Een 'stoel' is 'een stoel' en daarmee geen 'hamer': het woord stoel maakt het ding hanteerbaar.
Zo kun je taal zien als een vorm van macht:; je kunt de wereld plaatsen door middel van woorden.
Filosofe Patricia de Martelaere schreef hier over: ''Zonder woorden kunnen we onze beelden niet benoemen en zelfs niet identificeren. Zo er al een vorm van confuus, ongearticuleerd, bijna animaal denken zonder taal voor de mens mogelijk blijft, dan is denken en weten wát men denkt (zoals zien en weten wát men ziet) principieel uitgesloten zonder de structurerende kracht van taal '
Door middel van taal ga ik proberen de macht terug te krijgen op deze wereld die te snel en te veel voor me is.
ONTNOEMEN: de onmacht van het woord.
Witggenstein in Philosophische Untersuchungen '' Benoemen is niet dopen (een naam geven aan wat er al is), maar verwekken (een nieuw wezen doen ontstaan)''
Door eindeloos en in hoog tempo te benoemen schep ik een wereld op het toneel die te snel en te veel is om te verwerken.
De lijst van alledaagse dingen die los van elkaar nog ergens op slaan en nuttig lijken (oogreinigingspad) werken in een eindeloze sequentie tragikomisch en worden haast abstract. Er ontstaat vervreemding: het punt waarop elk begrip zijn betekenis verliest. Je zou kunnen stellen dat ik niet meer benoem maar óntnoem; elk nieuw woord maakt de chaos en de vervreemding groter.
Daar waar woorden eerst een manier zijn om macht te hebben over de oerchaos zijn ze nu juist de schepper van de chaos. Dit is een uitvergroting van de dagelijkse onmacht die ik voel wanneer ik bijvoorbeeld door Hoog Catharijne loop en de veelheid aan prikkels porbeer te duiden.
DAT WAT OVERBLIJFT ZONDER HET WOORD>
Door alle dingen te benoemen tot er niets meer over is, probeer ik de vraag te beantwoorden wie ik dan ben zonder deze dingen. Het 'zelf' dat los staat van concepten, van cultuur. .
De opdracht die ik mezelf stel doet denken aan het 'Outer Rushen'
Een oefening uit de Dzogchen traditie (een oude stroming binnen
het Tibetaans boeddhisme). Voor deze oefening zondert een mens zich af en schreeuwt alles wat hij weet uit. Dit gebeurt zo lang, dat diegene in een staat komt van geestelijke en lichamelijke vermoeidheid. In deze staat openbaart zich de grond van zijn geest, die los staat van concepten en aannames. Er is even niets behalve hij zelf. Ofwel: hij is. Of hij is vrij.
Ik hoop dat het eind van de performance een moment is waarop we, al is het maar even, kunnen stoppen met denken. stoppen met duiden, en kunnen '' zijn'' .
'Alles wat gedacht wordt kan ook gezegd worden. De grenzen van onze taal zijn ook de grenzen van ons denken' schreef Wittgenstein